Amber: De beestjes zijn onder de grond omdat ze bang zijn voor ons.
Nadia: Ze zijn verstopt onder een takje.
Nadia: Soms slapen regenwormen op elkaar, dat vinden ze lekker liggen.
Amber: Wormpjes zitten op elkaar, omdat ze op elkaar in de grond zitten.
Anouk: Waarom zitten de wormpjes op elkaar?
Amber: Omdat ik van groot naar klein teken.
Amber: Ik denk ook dat de regenwormen op elkaar zitten.
[Wij bieden Amber een papier aan om dit voor ons te tekenen.]
Amber: Kijk de kleinste bovenop, het babytje.
Ralph: Nee dat kan echt niet. Het kan wel, maar daar is het te krap voor. Daar is het echt te krap voor! Ik denk dat ze naast elkaar zitten. Dat is beter anders is het te krap. Anders zitten ze alleen maar krap op elkaar. [Ralph tekent ook hoe hij denkt dat de beestjes onder de grond zitten.]
De aarde zit er op. Want Aarde zit altijd ergens boven op, nergens onder. Het zit altijd bovenop.
In het atelier praten en discussiƫren Amber en Ralph al tekenend verder over hoe de beestjes onder grond zitten.