Ingmar maakt een tekening van boven en onder de grond. Hij tekent verschillende huisjes onder de grond
Ingmar: De weg er naar toe hebben we kapot gemaakt met een stok.
De verschillende huisjes zijn met een weg verbonden.
Ingmar: Ze hebben geen auto ze hebben minifietsjes van al die skeletten in de grond. De duizendpoten ben ik vergeten, die zijn moeilijk, maar ik kan ze toch maken. De ogen en de mond moet je tekenen op het dikste gedeelte.
In de huisjes wonen oorkruipers, pissebedden, wormen, naaktslakken en spinnen. In het huis van de spinnen woont een spin met een kruis
Ingmar: Dat is de vader!
Boven de grond tekent hij de zon, zichzelf en letters. Er staat 'beestjes'. Hij schrijft ook 'nee', want het beestje wil niet meegenomen worden naar binnen naar het atelier.