Een groep kinderen staat rond een klein gat. Hier hebben zij de vorige keer heel veel beestjes gevonden, maar vandaag niet. De kinderen denken dat de beestjes er nog wel zijn. Wat moet je doen om de beestjes eruit te laten komen?
Het gat en de vraag wat je moet doen om de beestjes eruit te laten komen trekt veel aandacht. Soms lijken de kinderen hun aandacht voor de vraag te verliezen en dwarrelen weg naar iets anders. Maar even later komen zij weer terug. In de tussen tijd zijn er altijd andere kinderen die het gat even komen inspecteren.
In het atelier maken Liam en Daan een tekening.
Ingmar: Je kunt ze wakker maken door te stampen.
Liam: Nee, je moet de takjes weg halen.
Rohid: Ik zie een wormpje, je moet stampen!
Hannah: Rohid, wat zie je?
Rohid: Je moet stampen!
Hannah: Nee, dat moet je niet doen, dan gaan ze dood of lopen weg!
Ingmar: Als je springt dan horen ze je. Stampen is beter, dan komen zij eruit.
Liam (iets later): Ik heb een spinnetje. Ik zag ook een worm en een rode mier.
Ingmar: Van de wind komen ze wel naar buiten.
Hannah: Nee, ze hebben vandaag lenteslaap.
Ingmar: Jongens zijn jullie dat vergeten? Als je graaft dan zie je heel veel spinnen.
Ingmar: Kijk eens jongens een stok. Hier kun je heel goed mee graven.
De tak (= wortel) moet er uit. Dan vinden wij heel veel beestjes.
In het atelier hebben Liam en Daan een tekening gemaakt.
Liam: Ik maak het gat waar de beestjes in zitten.
Lorenzo: Waarom maak je een pijltje?
Liam: Kijk, daar zitten alle beestjes.
Daan: Kijk, de dieren gaan naar het gat!