Het project­bureau van Toe­val Ge­zocht ini­ti­eert, or­ga­ni­seert en on­der­steunt re­gio­na­le net­werk­groe­pen, een lan­de­lij­ke the­orie­groep, ten­toon­stel­ling­en, con­cer­ten en con­fe­ren­ties.

Observatie

Tim en Sam hebben het plots over een schorpioen.
Tim: ‘Een schorpioen prikt niet’.
Sam: ‘Jawel’.
Tim: ‘Hij knijpt, dus dan prikt ’ie niet’.

Tim en Sam pakken de zware stenen vast.
Sam: ‘We maken een huisje voor ‘m.’
Tim: ‘Hij moet niet helemaal dicht, zo ziet hij niks!’
Sam: ‘Zo vliegt hij weg!’
Tim: ‘Torretjes kunnen niet vliegen.’
Sam: ‘Hier een gaatje.
Tim: ‘Nee, ik haal hem weer uit elkaar, hij moet zien kunnen’.
Sam: ‘Hij moet niet weglopen!’
Tim: ‘Zo ziet ‘ie nog iets!’
Sam: ‘Zo, wij hebben een mooi huisje gebouwd.’
Tim: ‘In dit huisje, daar zit een torretje in.’
Sam: ‘Ik zag nog een tor! Juhuuuf, ik zag nóg een tor.’
Youri: ‘Yeah, nog één!’
Tim: ‘Laat ‘m snel hier heen lopen, dan kan ‘ie bij zijn vriendje wonen.’
Sam: ‘Ik heb ‘m!’
Tim: ‘Snel, ze ‘m erbij! De tor eet een worm op.’
Youri: ‘Het vriendje gaat ervandoor.’
Sam: ‘Hij is even aan het rusten.
Youri: ‘Ze zijn weg Tim!’


Als de kinderen het veld in kaart proberen te brengen samen met hun bevindingen, zie ik dat Tim met blauw een vlak tekent. Ik vraag hem wat het is.
Tim: ‘Dat is de zandbak van de peuters.’

Vervolgens vraag ik hem wat hij nog meer heeft getekend.
Tim: ‘Dit is mijn torretje, hij loopt door de zandbak van de peuters. Hij loopt een peuter omver.’
Ik vraag Tim of hij al een naam heeft voor zijn tor.
Tim: ‘Weet ik niet.’
Ook vraag ik of de tor een jongetje of een meisje is
Tim: ‘Een jongetje.’

Ik vraag hoe Tim zijn Tor gaat noemen.
Tim: ‘Pippi, en hij kijkt naar zijn vriendje.’

Jacco, Tim en Lotte staan bij een hele stapel stenen. Ik vraag wat ze aan het maken zijn.
Jacco: ‘Vuur.’

Ik vraag hoe hij hij het vuur maakt.
Jacco: ‘Zo (en hij wijst naar de stapel met stenen).’
Jacco: ‘Ik maak een vuurtje.’
Tim: ‘Jacco, het lijkt geen vuur, maar een kasteel!’
Jacco: ‘Dit wordt een sterk vuur.’
Lotte: ‘Er moeten ook takken bij, dat noemen ze ook wel: stapels takken.’

Iemand gooit ook bladeren op de stenen.
Lotte: ‘Er moeten alleen donkere bladen bij, geen groene.’

Reflectie

De vondst van een tor op het veld wekte de belangstelling van de kinderen. Ze praatten over de tor en de tor kwam terug in de tekeningen.

02

De tor

dag 01
11 mei 2012
Tim: ‘Stenen, je kan er op staan’.
Even later zien Sam en Tim een tor.
Sam: ‘Kijk, een beest, doodmaken’!
Na het torretje in een bakje gestopt te hebben, beweegt het bijna niet meer.
Tim: ‘Hij wil niet meer lopen.’
Syenna: ‘Dan moet je ‘m kietelen.’
Tim: ‘Hij zit vast in het naadje.’
Tim: ‘Yes, hij loopt weer! Ik neem hem mee naar huis.’
Vervolgens vraag ik hem wat hij nog meer heeft getekend.
Tim: ‘Dit is mijn torretje, hij loopt door de zandbak van de peuters. Hij loopt een peuter omver.’
Toeval Gezocht on­der­zoekt as­pec­ten van de re­la­tie tus­sen kunst en le­ren. Ei­gen on­der­zoek, als op­dracht­ge­ver van on­der­zoek en sa­men­wer­king met we­ten­schap­pe­lijk on­der­zoek.