Steeds terugkerende thema’s hebben we een naam gegeven. Op deze manier kunnen de leerlingen de plekken buiten meenemen naar het atelier.
Chivayno was de vorige keer al bezig met monster en vuur. Dit is nu ook weer terug te zien in zijn werk.
Chivayno: ‘Deze stippen zijn van het vuur. Dat is vuur.’
Chivayno: ‘Dit is de spook en dit is de zombie.’
Chivayno: ‘Dit is een tijgermonster. Hij heeft scherpe klauwen.’
Chivayno: ‘En nu nog een ander vuur, bruine vuur. Dit is ander vuur. Dat is een rechthoek. Nu lichtblauwvuur. Dat groene is neppe vuur.’
Chivayno: ‘En dit is een tunnel. De tunnel is een brug. Dan kan je er doorheen lopen en ook er overheen. Allebei.’
Chivanyno: ‘Nu heb ik een grote witte nodig.’
Chivayno: ‘Ik ga gewoon schrijven.’
Chivayno: ‘De M, de O, de N, sssss de S, de T, de E, de R’
Chivayno: ‘Zo, zo, zo monster.’
Chivayno: ‘Hier teken ik een beetje bloed bij. Zo dat is bloed. Dat is bloed op het papier.’
Chivayno tekent eerst de monsters en de tijgers. Hij bedenkt dat er nog vuur bij moet. Bewust kiest hij voor verschillende kleuren stift. Ook de tunnel wordt gemaakt. Je ziet dat Chivayno de verschillende plekken van de Bult weergeeft in zijn tekeningen. Hierna wil hij nog graag het woord monster gaan schrijven. Hij denk goed na welke letters in het woord monster voorkomen. Chivayno benoemt de letters tijdens het schrijven.