Wat onderzoeken de kinderen vandaag? We starten in het atelier om de onderzoeksplek in kaart te brengen. Op een groot wit vel papier mochten de kinderen gezamenlijk een plattegrond maken van de onderzoeksplek van de eerste dag. Wij nodigen de kinderen uit om ook hun eigen fijnste plek ‘bij de heuvels’ te tekenen.
De kinderen tekenen hun eigen fijnste plekje. Voor iedereen was dit een eigen unieke plek.
Chivayno zoekt een plekje alleen. Hij gaat aan een tafel zitten en begint met een blauwe stift in zijn rechterhand begon te tekenen.
Chivayno:
‘Dit ben ik en ik ga op een heuvel klimmen.’
‘Weejoo, dit is echt de allerhoogste.’ ‘Nu ga ik de allerhoogste heuvel maken, weejoo, dan moet je helemaal zo en dan ga je naar beneden.’
‘Ik maak een echte mooie, ik wil mooie dingen maken’.
‘Dit is de allerhoogste en dit is de één na hoogste.’
‘Dit is de grot en hier komt het enge spook.’
‘Het spook heeft een hele lange lichaam en hele lange armen, hij gaat achter me aan maar ik ben te snel weg!'
‘Dit wordt de zon’.
‘Dit is de neppe zon en de neppe maan, hier teken ik de echte zon en de echte maan’.
‘De neppe zon en de neppe maan staan in het neppe Nederland, en die andere in het echte Nederland’.
‘Ik ga mezelf in het blauw tekenen’.
Chivayno’s dop was onder de tafel gevallen. Toen hij de stift op wilde ruimen trok hij de dop van de achterkant van de stift en zette hem op de punt. Hij keek naar de stift en zag dat hij de dop nog miste. Weer keek hij en zag dat het geen gewone stift was.
‘Hee, deze pen heeft 2 doppen’.
‘Ik ga een andere kleur pakken, donkergroen, want donkergroen is ook mijn lievelingskleur, net als blauw.’
Chivayno tekent verder.
‘Kijk, deze heeft geen voeten want dat is het spook en een spook heeft geen voeten’.
‘De heuvels worden ook groen, want gras is groen en de heuvels hadden gras’.
‘De tunnel wordt een andere kleur’.
‘Dit is het spookhuis, dan ga je zo lopen en dan ben je er’.
‘De nep maan en de nep zon worden ook groen’.
‘Ik maak maar een grap ze worden niet groen, kijk eens ik heb een tatoeage’.
‘Ik ga toveren dat het cool word, want ik maak het super mooi’.
‘Ik heb nu de kleur blauw, net had ik de kleur oranje’.
‘Dit is een magische berg en die andere zijn niet magisch, daarom heeft deze zoveel kleuren.’
‘Ik kan het goed, deze ga ik heel blauw maken en deze groen’.
‘Deze worden eigenlijk nooit helemaal blauw, want ze zijn heel groot’.
‘Deze doet het niet meer, hij maakt strepen’.
‘De stift gaat sneller’.
‘Deze krijgen ook zo’n blauwe kleur, maar nu worden ze licht’.
‘Met al die verschillende kleuren blauw wordt het wat mooier’.
‘EN KLAAR!’
Het was opvallend dat Chivayno erg lang zijn concentratie erbij kon houden. Hij zat alleen in een hoekje en dacht heel bewust na over wat hij ging tekenen. Hij vertelde elke keer als hij aan het tekenen was wat hij maakte en waarom. Ook legde hij uit waarom hij voor bepaalde kleuren koos.
Het was interessant om te zien hoe hij hier al mee bezig is. ‘Deze berg heeft veel kleuren, want hij is magisch’. ‘De andere bergen zijn gewoon, want die zijn groen’.
Ook het wel of niet tekenen van benen gaf betekenis aan het figuur. ‘deze heeft geen benen, want het is een spook’.