We zitten in een kringetje. Petra ‘zingt’ haar naam, “Pétrá Griffioen”, met toonhoogte en ritme. Ze stelt zich voor aan een kind, en vraagt het kind om zijn of haar naam terug te zeggen/zingen.
Dan laat ze horen dat je dat ook kan doen met andere klanken: bijvoorbeeld Lá-lá lalala. Je denkt je naam, maar je zegt la la la. Dit is moeilijk voor de kinderen, maar Megan denkt dat ze begrijpt wat Petra bedoelt. Petra ‘zingt’ haar naam voor en Megan antwoordt. Eerst herhaalt ze Petra. “ja, maar dat is míjn naam,” zegt Petra. ”Hoe heet jij?”
Nu zingt/zegt Megan iets anders, haar ‘naam’ op lalala.
Petra: “hoe zou ons gesprek nu verder kunnen gaan?” Ze voeren een gesprekje op lalala.
Nu gaan alle kinderen in tweetallen een gesprekje voeren met lalalala. Cindy en Naomi voeren een geanimeerd gesprekje. Naomi gebruikt naast 'lalala' ook 'loeloeloe'. Waar ging hun gesprekje over? De andere kinderen: “ze gaan naar de speeltuin!”
Wesley en Sainson voeren een boos gesprek. Wesley schudt met zijn vuisten erbij. Het is iedereen duidelijk wat voor gesprek dat was.