Alle spullen liggen op het grote podium. Bij het uitzoeken valt op dat de kinderen nog precies weten wat ze de week tevoren hadden meegenomen uit het bos.
In de ruimte (lerarenkamer) zijn de kinderen eerst heel geconcentreerd bezig met voornamelijk zachte geluiden. Ze willen ze ook graag aan elkaar laten horen. Luisteren betekent zelf even geen geluid maken. Dat is niet voor iedereen makkelijk.
Steeds weer worden nieuwe technieken uitgeprobeerd. Slaan en zagen gebeurt veel. Wouter zaagt met een tak waar hij een blaadje omheen heeft gedaan. Er wordt ook geschraapt, gewreven, getikt, zelfs gerammeld met een schelp waar een steentje inzit.
Na de vraag van Petra: "welke geluiden passen goed bij elkaar?" gaan de kinderen meer samenwerken.
Megan en Perline presenteren een heel scala aan subtiele geluidjes.
Petra vraagt: "wat kunnen we nu met die geluidjes doen?"
"Nog een keer laten horen"
"Een drumstel maken"
"erbij zingen"
De jongens roepen: "overleg" en steken koppen bij elkaar.
De uitkomst: "we gaan Kortjakje doen"
Kortjakje en Aramsamsam worden gezongen met begeleiding van Bosgeluiden.
Na het volgende 'overleg' is de uitkomst: "We gaan een band maken." Wouter begint meteen met zijn armen te zwaaien. Hoog is hard, laag is zacht, ertussenin is 'middelmatig'. Luuk, Lars en Chris kijken heel goed en doen precies wat Wouter aangeeft.
Maar hoe heet nou zo iemand? Niemand weet het.
Later in de klas weet Sainson het wel: "een dirigent!"
Luuk slaat plechtig met stokken op boomstronk en baksteen: “De koning komt!!” roept hij.