Het project­bureau van Toe­val Ge­zocht ini­ti­eert, or­ga­ni­seert en on­der­steunt re­gio­na­le net­werk­groe­pen, een lan­de­lij­ke the­orie­groep, ten­toon­stel­ling­en, con­cer­ten en con­fe­ren­ties.

Uitgangspunt

Vandaag gaan we met de groepjes in aparte ruimtes werken zodat de kinderen zichzelf beter kunnen horen en wij hen. Dan kunnen we ze beter begeleiden. Juf hans en Eva van Toeval Gezocht zijn bij Fiep, Lieke, Luna, Mina en Sven. Ze hebben in de vorige lessen tekeningen gemaakt waarop een douche klinkt en een storm. In eerdere lessen hebben ze de tekeningen ook al verklankt.

Observatie

Het muziekatelier is vandaag niet ingericht als muziekatelier. Er is een voorstelling in de hal, er staan grote maskers en andere attributen in ons muziekatelier. In het midden van de zaal liggen twee matten, met de tekeningen en de instrumenten waar het groepje vorige keer mee speelde: Fiep ukelele, Luna triangel, Lieke mbiraatje, Mina en Sven beide een bellenrammelaar.
Ze zitten in een kringetje op de ene mat.
Fiep: ‘Dan bepaal ik wanneer we gaan stoppen’. Ze maakt dirigerende gebaren.
Luna: ‘Ja, want doen Fiep (Fiep maakt een duidelijk dirigeergebaar) en Luna tikt op haar triangel. ‘Fiep doet dan een hele harde zo (ze strijkt met haar triangelstaafje op de snaren van de ukelele bij Fiep op schoot) en doe ik … (tik op de triangel)’.
Fiep: ‘En we zitten op de boot en doen heel hard zo (strijkt met triangelstokje op de snaren van de ukelele)’.
Alle kinderen tonen een grote betrokkenheid bij het gesprek.
Fiep telt af 1, 2, 3 en de kinderen spelen alle vijf mee.
Dan legt Fiep de ukelele op haar knieën om te gaan eindigen, maakt met haar hand een gebaar dat ze het triangelstaafje van Luna nodig heeft en zegt ‘doorgaan’. Daarna doet ze het afgesproken teken voor het einde.
Luna: ‘want ik stop eerder en Fiep doet een streek op de gitaar.’
Juf Hans vraagt of ze dan nog een triangelstokje nodig hebben.
Luna: JA!
Lieke: ‘Dáár ligt een stokje”. (op de hoek van de tweede mat, naast een metalen schaal).
De meisjes zien de schaal op zijn kop liggen.
Luna: ‘en een trommel, want daar kun je op zitten’, en ze pakt de schaal.
Fiep staat op: ‘dan ga ik erop zitten’.

Fiep telt weer af 1,2,3 de kinderen spelen synchroon een ritme. Fiep let goed op Luna.
Luna geeft het einde aan, dan neemt Fiep dat over, zegt : ‘Sven gaat door, Sven gaat nog een uurtje door’ en ze tikt mee op Svens bellenrammelaar met haar triangelstokje en zegt: ‘en stop’, terwijl ze tegen Luna’s triangel tikt. De andere kinderen zijn niet gestopt, omstebeurt tikt Fiep dan met haar triangelstaafje de instrumenten van de anderen aan en zegt erbij ‘en stop’. Waarop de anderen stoppen.
Juf Hans vraagt Fiep of ze kan dirigeren zonder te praten.
Ze zijn weer aan het spelen. Een cadans door de ritmische belletjes van Sven en de ukelele. Ze spelen synchroon. Fiep geeft het einde aan door met haar staafje rechtop op de ukelele een tik te geven en laat haar staafje op de ukelele (= duidelijk stop). Sven gaat door. Dan schudt Fiep nee met haar hoofd en spreekt zonder geluid ‘niet doorgaan’. Daarna legt ze uit dat als ze het tikje op de ukelele geeft (het is een duidelijk gebaar, waarbij ze het stokje op de ukelele laat staan) dat dan Sven moet stoppen.
Ze oefenen dit. Als ze opnieuw beginnen zorgt Fiep ervoor dat Luna’s triangel geen geluid meer maakt en ze telt af 123. Sven beweegt heel ritmisch terwijl hij speelt, hij reageert niet direct op Fiep, zodat Fiep uiteindelijk ‘stop’ zegt.

Opnieuw gaan ze spelen.
Fiep: ‘en nu van de wind’. Sven: ‘JAAAA”.
Fiep: 123. Mina maakt deinende, zwaaiende ‘wind’ bewegingen. Eerst langzaam dan sneller.
Fiep moet haar stopteken een paar maal herhalen voordat Sven en Luna het doorhebben.

Ze spelen weer. Fiep maakt duidelijke dirigeergebaren, kijkt Sven goed aan en lipleespraat naar hem.
Lieke: ‘ik heb een goed idee. Als Fiep zo doet (dirigentgezwaai) dan moet Sven doorgaan.’
Hierop verzint Fiep per kind een ander teken/gebaar waarop die moet doorgaan. Klapt in haar handen voor Lieke, ollekebolleke gebaar met haar handen voor Luna, wappert met de hand voor Mina en ze strijkt op de ukelele als ze zelf moet doorgaan.
Fiep: ‘123.’
Ze spelen, Fiep dirigeert met duidelijke bewegingen, ze kijkt en wijst naar Lieke en schudt nee als ze wil dat Lieke stopt. Lieke gehoorzaamt meteen. Fiep kijkt al dirigerend naar Sven en maakt een duidelijke stop in haar beweging, waarop Sven ook stopt.
Fiep vraagt zich af hoe het gebaar dat ze voor Lieke bedacht had ook al weer was. Ze weet het niet meer en verzint nieuwe gebaren voor allemaal: een roergebaar met het triangelstaafje, met staafje tikken op haar vlakke hand, met het staafje op de onderkant van haar hand, en met haar hand tikken op het staafje.

Ze reorganiseren hoe ze zitten en zitten dan in een cirkel dicht bij elkaar op de matten.
Fiep: ‘Luna schuif een beetje op’.
Dan wijst Lieke naar de lege mat achter Fiep: ‘maar daar is nog ruimte, heel veel ruimte’.
Fiep wijst vervolgens één voor één elk kind een hoek van de mat om te gaan zitten en gaat zelf op haar schaal in het midden zitten: ‘Ik ga in het midden’. Hierdoor geeft Fiep iedereen de ruimte, maar ze heeft een probleem doordat ze met haar rug naar de ene helft van de kinderen zit en hierdoor geen contact meer heeft. Het groepje is meteen geen hecht groepje meer. Mina en Sven die achter Fieps rug zitten worden ongeduldig. Fiep draait rondjes om met de anderen contact te maken en ze te dirigeren.

Juf Hans: ‘Lieke ik heb het gevoel dat jij het niet helemaal mee eens bent met hoe het gaat’.
Lieke knikt ja. Fiep: ‘we willen alle drie dirigent zijn’. Sven: ‘of allemaal’. Fiep: ‘nee dat is niet echt handig’. Luna: ‘er moet eentje dirigent zijn’. Juf Hans: ‘of omstebeurt?’
Ze tellen af wie de dirigent mag worden tussen Lieke, Luna en Fiep.
Juf Hans: ‘nu is Lieke de dirigent hè?’
Luna: ‘met Fiep.’
Lieke; ‘Fiep en ik zijn de dirigent.’
Luna: ‘maar eigenlijk ben ik de oudste van dit groepje.’
Fiep: ‘of we zijn alledrie de dirigent. Zodat jullie van Meena zijn en ik van Sven. Of andersom.’
Fiep: ‘ik doe Meena wel.’
Luna: ‘en wij doen Sven.’ Ze staat op en loopt naar de tweede mat: ‘wij gaan op die mat.’
Sven: ‘maar dan moeten die matten wel een beetje uit elkaar.’
Daar is iedereen het mee eens. De matten worden uit elkaar getrokken en de tekeningen in de spleet gelegd. De metalen schaal waar Fiep op zat wordt bovenop de tekeningen in de spleet gelegd en dient vervolgens als drum die wordt bespeeld met triangelstaafje en bellenrammelaars.
Fiep: ’nu zachtjes spelen.’ Ze tikken opnieuw, nu allemaal, met hun instrument ritmisch op de schaal.

Reflectie

Als de kinderen gaan beginnen met het maken van de muziek van de wind en de storm n.a.v. de tekeningen, zijn ze vooral bezig met het organiseren van de muziek. Hoe te beginnen en eindigen. Wie is de dirigent? Hoeveel dirigenten? Ze zitten in een kring, ze kunnen elkaar goed zien en contact maken. Ze maken afspraken. Fiep is de dirigent, ze laat ideeën van Luna toe en als de andere kinderen niet direct op haar tekens en ‘commando’s’ reageren probeert ze het op een andere manier of ze past de muziek aan en maakt een nieuwe muziekafspraak. Luna is heel actief betrokken, zij herhaalt de afspraken en verzint er wat bij. Als Fiep wordt gevraagd om niet meer met praten haar opdrachten te geven, is ze vindingrijk in het vinden van andere manieren. Ze gebruikt allerlei tekens bij het leiden: duidelijke, dwingende dirigeer gebaren met haar handen en armen, muzikale afspraken met klank en gebaar op de ukelele, wijzen met haar vingers, duidelijk ‘lipleespraten’ zonder geluid. Ze maakt contact door aan te kijken, te wijzen, iemands instrument aan te raken. Er is een gebaar nodig wanneer iedereen mag beginnen. Wanneer iedereen mag spelen en ophouden, wanneer het stuk klaar is. Alle kinderen zijn betrokken. De ruimtelijke situatie (hoe & waar zitten de kinderen op de matten) heeft effect op de dirigeerbaarheid .

32

Wind en Storm

dag 14
23 mei 2013
Herindelen van de ruimte, matten uit elkaar.
Fiep geeft aanwijzingen.
En de tekeningen in de spleet gelegd.
Toeval Gezocht on­der­zoekt as­pec­ten van de re­la­tie tus­sen kunst en le­ren. Ei­gen on­der­zoek, als op­dracht­ge­ver van on­der­zoek en sa­men­wer­king met we­ten­schap­pe­lijk on­der­zoek.