Een groep kinderen zoekt in de grond naar beestjes, daar wonen zij, dat is hun huis. De kinderen verwoorden wat je moet doen om de beestjes te zien. Bijvoorbeeld heel lang wachten, dan komen zij eruit!
Rohid zegt dat dit beestjes zijn en geen dieren. Eva vraagt wat het verschil is. Hij benoemt de kenmerken van 'beestjes'.
Roid: Pissebedden hebben een schildje op hun rug, wormen zijn lang en mieren zijn heel klein.
Renzo: Hier wonen de beestjes, hier bij het gat. Ik kijk ook bij het andere huis.
Ze komen uitgekropen! Heel lang wachten, dan komen zij. Ja! Een heel klein wormpje.
Ik weet echt waar dieren zijn. Lang wachten!
Pissebed! Pissebed! Pissebed!