Morris, Damien, Finn en Sam vormen een groepje. Morris en Damien ontdekken de djembe's. Ze experimenteren met het instrument en onderzoeken hoe je er op kunt spelen: met een stokje tegen de buik van de trommel tikken, met de vuist erop slaan, of de elleboog, zelfs het hoofd blijft niet gespaard. Damien en Morris reageren steeds muzikaal op elkaar. Soms is het imitatie, soms vraag en antwoord.
Sam heeft de schudeitjes ontdekt. Ook hij onderzoekt hoe je er geluid mee kunt maken. Schudden, op de grond gooien of laten vallen, of meerdere eitjes tegelijk omhoog gooien. Finn bekijkt heel nauwkeurig wat er allemaal gebeurt. Hij heft een houten bell gevonden om op te slaan.
De vier jongens overleggen regelmatig met elkaar wat ze gaan doen en hoe ze het doen. Ze zijn ook erg fysiek bezig: bewegen en muziek lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Op muzikaal gebied gebeurt hier ontzettend veel: De kinderen onderzoeken geluiden, maken eigen ritmes, imiteren, overleggen, geven de muziek vorm. Ze improviseren maar lijken ook steeds in swingende ritmes terecht te komen.
Het is bijzonder dat ze steeds met elkaar overleggen en ook heel fysiek zijn in hun uitvoering van de muziek.